SV | Die tot een hout zeggen: Gij zijt mijn vader; en tot een steen: Gij hebt mij gegenereerd; want zij keren Mij den nek toe, en niet het aangezicht; maar ten tijde huns kwaads zeggen zij: Sta op en verlos ons. |
WLC | אֹמְרִ֨ים לָעֵ֜ץ אָ֣בִי אַ֗תָּה וְלָאֶ֙בֶן֙ אַ֣תְּ [יְלִדְתִּני כ] (יְלִדְתָּ֔נוּ ק) כִּֽי־פָנ֥וּ אֵלַ֛י עֹ֖רֶף וְלֹ֣א פָנִ֑ים וּבְעֵ֤ת רָֽעָתָם֙ יֹֽאמְר֔וּ ק֖וּמָה וְהֹושִׁיעֵֽנוּ׃ |
Trans. | ’ōmərîm lā‘ēṣ ’āḇî ’atâ wəlā’eḇen ’atə yəliḏətinî yəliḏətānû kî-fānû ’ēlay ‘ōref wəlō’ fānîm ûḇə‘ēṯ rā‘āṯām yō’mərû qûmâ wəhwōšî‘ēnû: |
Die tot een hout zeggen: Gij zijt mijn vader; en tot een steen: Gij hebt mij gegenereerd; want zij keren Mij den nek toe, en niet het aangezicht; maar ten tijde huns kwaads zeggen zij: Sta op en verlos ons.
Zie hier voor een verklaring van de gebruikte coderingen.
Zie hier over het gebruik van de interlineair.
|
Die tot een hout zeggen: Gij zijt mijn vader; en tot een steen: Gij hebt mij gegenereerd; want zij keren Mij den nek toe, en niet het aangezicht; maar ten tijde huns kwaads zeggen zij: Sta op en verlos ons.
____Zie de huisregels welk commentaar wordt opgenomen!